Autobediening als je de auto niet goed kunt bedienen.
Zelfstandig niet zelfstandig zijn en altijd hulp nodig hebben.
Veiligheid niet veilig zijn in het verkeer.
Doorstroming dat je de maximum snelheid niet houdt waar het mag en kan en dat
je daarmee het verkeer belemmert.
Anticiperen dat je situaties niet ver van te voren bekijkt en herkent en niet tijdig
veilig oplost.
Gevaarherkenning dat je gevaar niet tijdig herkent en niet veilig oplost.
Voorrang verlenen/voor laten gaan dat je dat tijdens je rit niet toepast.
Invoegen/uitvoegen met een lage snelheid invoegen/uitvoegen en niet of slecht de
kijktechniek uitvoeren.
Bijzondere verrichtingen dat je het verkeer om je heen niet goed in de gaten
houdt tijdens het verrichten omdat al het overige verkeer op dat moment voorrang
heeft.